Verleden tijd van opwaaien

Enkelvoud

  • ik
  • jij
  • je
  • u
  • zij
  • ze
  • hij

woei op

of

waaide op

Meervoud

  • wij
  • we
  • zij
  • ze
  • jullie

woeien op

of

waaiden op

Voltooid deelwoord

  • hebben
  • zijn

opgewaaid