Verleden tijd van inwinnen

Enkelvoud

  • ik
  • jij
  • je
  • u
  • zij
  • ze
  • hij

won in

Meervoud

  • wij
  • we
  • zij
  • ze
  • jullie

wonnen in

Voltooid deelwoord

  • hebben
  • zijn

ingewonnen