Verleden tijd van dankzeggen

Enkelvoud

  • ik
  • jij
  • je
  • u
  • zij
  • ze
  • hij

zei dank

of

zegde dank

Meervoud

  • wij
  • we
  • zij
  • ze
  • jullie

zeiden dank

of

zegden dank

Voltooid deelwoord

  • hebben
  • zijn

dankgezegd